1 Samuel 3

1) voor het aangezicht van Eli;

Zie 1 Sam. 2:11.

1Sa 2.11

2) was dierbaar

Hij wil zeggen dat er in dien tijd weinig profeten of getrouwe leraars in Isra‰l waren, zodat, als er een man Gods kwam, dat iets zeldzaams was.

3) openbaar gezicht.

Hebreeuws, doorgebroken, uitgebroken. Anders, menigvuldig.

4) te dien dage,

Te weten, toen het woord des Heeren zo dierbaar was.

5) niet zien kon),

Dat is, niet wel, alzo staat er Gen. 48:10 van Jakob, dat hij niet zag; dat is, hij zag niet wel, want Gen. 48:8 staat, dat hij de zonen van Jozef zag.

Ge 48.10,8
6) de lampe Gods uitgedaan werd,

Hij spreekt van de lamp, die op den gouden kandelaar stond, die den gansen nacht van den avond tot aan den morgen moest branden, dan bluste men dezelve uit; Exod. 27:21; Lev. 24:3; 2 Kron. 13:11.

Ex 27.21 Le 24.3 2Ch 13.11

7) den tempel des HEEREN,

Dat is, in een van de kamertjes nabij of omtrent den tabernakel, want de tempel was in dezen tijd nog niet gebouwd.

8) Doch Samuel kende den HEERE nog niet;

Dat is, hij kende de roepende stem des Heeren niet, daar hij die niet gewoon was te horen. Of, hij had nog geen verstand van die manier van openbaringen, door welke de Heere door aanspraak aan de mensen verschijnt.

9) zijn plaats.

Zie boven, 1 Sam. 3:2.

1Sa 3.2
10) en stelde Zich daar,

Anders, en Hij bleef staande; dat is, Hij ging niet weder weg, gelijk Hij te voren gedaan had.

11) gelijk de andere malen:

Hebreeuws, als beurt op beurt.

12) een ding in Israel,

Versta, de nederlagen der Isra‰lieten, waarvan gesproken wordt onder, 1 Sam. 4:2,10.

1Sa 4.2,10

13) [dien]

Hij wil zeggen dat degenen, die de grote nederlaag der Isra‰lieten zullen horen, die zullen hunne zinnen van verbaasdheid als verliezen.

14) gesproken heb;

Te weten, door den man Gods, 1 Sam. 2:27, enz.

1Sa 2.27
15) dat Ik zijn huis

Dat is, dat Ik mijn rechtvaardige straf en wraak over hem en zijn huis zal uitvoeren.

16) vervloekt gemaakt,

Anders, licht, veracht, dat is, toen zij met hun boze stukken en kwaad leven gemaakt hebben dat men hen vloekte en verachtte als lichte gezellen, die geen eer waardig waren.

17) zuur aangezien.

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk fronsen, of rimpelen krijgen in het aangezicht, hetwelk geschiedt van diegenen, die uit ongezindheid zuur zien. Versta hierbij, veel weiniger heeft hij hen gestraft naar behoren, hetwelk hij had behoren te doen als vader, als hogepriester en als richter, die gesteld was om het kwaad te beletten en te straffen.

18) Zo de ongerechtigheid

Deze manier van zweren zie Gen. 14:22,23.

Ge 14.22,23

19) zal verzoend worden

Alzo namelijk, dat Ik de tijdelijke straffen, die Ik over het huis van Eli uitgesproken heb, zou terughouden en niet uitvoeren.

20) gezicht

Dat is, die dingen, die de Heere hem in een gezicht geopenbaard had, alhoewel dit niet alleen een gezicht was, maar ook een verschijning. Samuel heeft wakende deze woorden gehoord, en niet in een verrukking of vertrekking van zinnen, gelijk de gezichten pleegden te geschieden; zie Gen. 15:1.

Ge 15.1
21) doe u zo,

Zie van deze manier van spreken Ruth 1:17.

Ru 1.17
22) niet een

Dat is, de Heere volbracht met de daad alles wat Hij door Samuel voorzegd had. Op de aarde vallen, is zoveel te zeggen als tenietgaan, of te schande komen, gelijk Matth. 10:29. Vergelijk 1 Kon. 8:56.

Mt 10.29 1Ki 8.56
23) bevestigd was

Anders, getrouw geacht, of bevonden.

24) want de HEERE openbaarde Zich

Hij wil zeggen dat de Heere door dromen, gezichten en aanspraken zijn woord aan Samuel openbaarde, hetwelk tevoren zelden geschiedde. Zie boven, 1 Sam. 3:1.

1Sa 3.1
Copyright information for DutKant